Waarom je de ene keer een d schrijft (en de andere keer een t)

't KofschipNeem jij iets zomaar, klakkeloos aan? Of wil je eerst wel even weten hoe de vork in de steel zit voordat je je braaf aan de regels houdt? Waarschijnlijk dat laatste.

Niet weten of begrijpen waarom je iets per se zus of zo moet doen, zorgt vaak voor weerstand. Chagrijn. Onverschilligheid. Dat soort toestanden.

Als je weerstand voelt, chagrijnig bent of onverschillig is de kans klein dat je lekker schrijft. Laat staan een leuke tekst produceert. Daar gaan we iets aan doen. 

Een van de meest onbegrepen (en vervloekte) taalregels is de d/t-regel. Waarom schrijf je gewerkt met een t en gevergd met een d op het eind?

In tegensteling tot sommige andere taalregels (bijvoorbeeld het verschil tussen hen en hun) is dit geen verzinsel van de ‘heeren taalgeleerden uit vervlogen tijden’.

Die d’s en t’s hebben te maken met je strottenhoofd. Je stembanden, om precies te zijn. Je leest het goed: dankzij een fysieke ‘misser’ (beperking, complexiteit…) zitten wij nu met die d’s en t’s opgescheept.

Om een d uit te spreken, heb je namelijk je stembanden nodig. Voor de t niet. En geloof het of niet, maar ook voor de k, f, s, ch en p gebruik je je stembanden niet. Voor alle andere medeklinkers wel.

Zouden we onze stembanden heel snel kunnen aan- of ontspannen, dan was er geen vuiltje aan de lucht. Maar dat kunnen we niet.

Na een medeklinker waarvoor je je stembanden aanspant (bijvoorbeeld de g) kun je onmogelijk meteen een medeklinker uitspreken waarbij je ze ontspant (zoals de t). Daarom spreek je na zo’n g automatisch een d uit (de tegenhanger-met-stemband van de t).

Na de stembandloze-k kun je niet meteen overschakelen naar de d-met-stemband en dus rolt er automatisch een t uit je mond.

“Prachtig, maar hoe zit het dan met gebeurt en gebeurd?”, vraag je je af.

Dat heeft met geschreven gelijkvormigheid te maken. Je spreekt beide vormen op precies dezelfde manier uit (met een d, kan niet anders). Alleen hebben we (sorry: ze, de ‘heeren taalgeleerden uit vervlogen tijden’) afgesproken dat een persoonsvorm (gebeurt) altijd stam+t krijgt. Gebeurd met d is het voltooid deelwoord en volgt de ‘stemband-regel’. Vandaar.

Hoe je de regels van ’t kofschip precies toepast, lees je in dit artikel.

© 2013 Annet Talsma > Bureau Eigenwijs

Vond je dit interessant? Meld je rechtsboven aan voor mijn e-magazine met schrijftips en je krijgt meteen het gratis SPIEKBRIEFJE (voor slimme schrijvers) in je mailbox met nog meer tips om goeie teksten te schrijven.

Hoe je je schrijfdoelen nog beter bereikt (met 1 simpele vraag)Copy, paste, pfff...