Kan & kunt: een lastig duo

Ken je dat? Je hebt een stuk geschreven, leest het nog eens door en denkt: “Verrek, in de ene alinea gebruik ik ‘je kunt’ en in de andere ‘je kan’.”

Je hebt bij geen van beide het gevoel dat het fout is. Maar je vreest dat een van de twee wel niet zal kloppen. Welke? That’s the question.

Ik heb een eenvoudig ezelsbruggetje voor je:

Pak je zin erbij. Verander jij (je) in hij of zij en laat de rest zoals het is. Je gaat kan of kunt dus niet ook aanpassen!

– Klopt je zin nu nog steeds? (Grammaticaal, bedoel ik. De inhoud is natuurlijk veranderd.) Dan heb je voor de verkeerde vorm gekozen. Sorry.

– Klopt het niet meer? Gefeliciteerd, je hebt voor de goede vorm gekozen.

Verander hij/zij weer in jij (je) en klaar.

Voorbeeldje?
1. Je kan op de bus wachten tot je een ons weegt.
2. Je kunt op de bus wachten tot je een ons weegt.

Verander ‘je’ in ‘hij’. Klopt de zin nog steeds? Dan heb je de verkeerde vorm gekozen bij ‘je’. Zin 1 is dus fout, zin 2 is goed.

Daarna check je de rest van je tekst natuurlijk. En wees niet te lui. Vertrouw niet op die handige maar rücksichtsloze zoek-en-vervang-allesfunctie, want zoek je op ‘kan’ dan verander je niet alleen ‘je kan’ in ‘je kunt’, maar ook ‘hij kan’ in ‘hij kunt’ en ‘kan je’ in ‘kunt je’. En daarmee kom je echt niet weg.

PS: als je erg gehecht bent aan ‘je kan’ zal (vrijwel) niemand je dat kwalijk nemen, maar wees dan wel consequent. Maak een keuze (kan of kunt) en gebruik die vorm overal in je tekst.

© 2013 Annet Talsma > Bureau Eigenwijs

Meer schrijftips? Meld je rechtsboven aan voor mijn e-magazine en je krijgt meteen het gratis SPIEKBRIEFJE (voor slimme schrijvers) in je mailbox met nog meer tips om goeie teksten te schrijven.

 

Copy, paste, pfff...Hoe word je een (schrijf)stijlicoon?